29 mei 2006

God bewijst zijn goedheid (Deut.2:19b-22)

Tijdens het lezen stuitte ik op de volgende verzen, die mij raakten......

Deuteronomium 2: 19b-22 Ook van het land van de Ammonieten geef ik je niets in bezit; ik heb het aan de nakomelingen van Lot in eigendom gegeven.’ 20 (Ook dat wordt beschouwd als land van de Refaïeten, die daar vroeger woonden; in Ammon worden ze Zamzummieten genoemd. 21 Het was een groot en machtig volk van reuzen zoals de Enakieten, maar de HEER heeft hen uitgeroeid, zodat de Ammonieten zich meester konden maken van hun land en zich daar in hun plaats konden vestigen. 22 Hetzelfde heeft hij gedaan voor de afstammelingen van Esau in de Seïr. Ter wille van hen heeft hij de Chorieten uitgeroeid, waarna zij zich meester maakten van hun land en zich daar in hun plaats vestigden; zij wonen er tot op de dag van vandaag.

Handelingen 17:26 Uit één mens heeft hij de hele mensheid gemaakt, die hij over de hele aarde heeft verspreid; voor elk volk heeft hij een tijdperk vastgesteld en hij heeft de grenzen van hun woongebied bepaald.

Onze God is niet veraf, maar is aktief met de volken bezig, in het bijzonder met de landen in het Midden-Oosten. Zoals Hij heeft bepaald, zo zal het gaan. Vanuit dit vaste vertrouwen mogen wij leven.
Gelijktijdig laten de verzen uit Deuteronomium zo prachtig zien hoezeer God ook getrouw is aan Lot als Abrahams neef, en diens afstammelingen, de Ammonieten, maar ook aan Ezau, de kleinzoon van Abraham en diens afstammelingen. Wat een heerlijke bewijzen van Gods goedheid en genade!

Hmm.... heb je al tot zover gelezen dat stel ik je reactie uiteraard op prijs...