11 november 2007

Ik ben meer dan jij!?

Iemand willen zijn en graag belangrijker willen zijn dan anderen is iets wat beslist ouder is dan de weg naar Kralingen. In het zoeken naar een identiteit komt op enig moment de vraag wie jezelf bent in relatie tot anderen. Vanuit een diep geworteld verlangen om iets te kunnen betekenen, doen we van alles om in ieder geval niet onder te doen voor anderen. Dat geldt al heel vroeg op het terrein van kleding, haardracht, versiering en in toenemende mate het bezit van dingen buiten ons, die ons status geven in de gemeenschap. Allen zijn we ons daar als volwassenen meer of minder van bewust.
Ook bij Jezus discipelen duikt die vraag op (Mat.18). Wie van ons is de belangrijkste eigenlijk? Wat doet Jezus? Hij roept een kind en dat kind komt. Vervolgens stelt Hij dat kind in het midden van de discipelen. Dan doet Jezus een krasse uitspraak: als jullie je niet veranderen op het punt over wie de belangrijkste is, dan kun je het Koninkrijk van God niet binnengaan. Binnengaan in het Koninkrijk van God betekent deel uitmaken van het Koninkrijk waar God zelf het voor het zeggen heeft, waar Zijn gedachten richting en sturing geven. Johannes schrijft erover dat je daarvoor van boven geboren moet worden (Joh.3, zie een eerdere blog hierover). Voor wie dat nieuwe leven van boven ontvangt (Jezus als zijn Heer gaat erkennen) komt die vraag "wie is de meeste onder ons" in een heel ander daglicht te staan. In dat van een kind, wel te verstaan! Een jong kind laat zich roepen en komt, laat zich sturen en in het midden zetten. Volwassenen willen daarover op z'n minst een eigen standpunt kunnen bepalen, komen niet zonder meer als ze geroepen worden. Een kind reageert nog niet op die manier. Ik meen dat Jezus met zijn voorbeeld duidelijk wil maken dat wij ons net als een kind moeten laten roepen door God, ons moeten laten gezeggen door Hem. Wie weigert en niet wil erkennen dat God de meeste is en wij allen voor Hem gelijk zijn omdat wij allen door hem geschapen zijn, die blijft om zijn eigen as draaien, zijn eigen egocentrische ik. Dan leren we dat vredevolle leven in Gods Koninkrijk niet kennen. Welke weg wijst Jezus ons? Verander jezelf en wordt als een kind, accepteer wat God zegt, dank Hem daarvoor want Hij heeft een weg van innerlijke vrede voor ons. Hijzelf heeft het probleem van ons egocentrisch denken en leven opgelost in de kruisdood van Zijn Zoon Jezus Christus. Aan iedereen biedt Hij het nieuwe leven aan; ieder die het wil aannemen en Hem wil erkennen als Heer, ontvangt het. Ik heb het gedaan en besef achteraf dat God dat zelf in mij bewerkte: het was Zijn geschenk aan mij. Je levensweg met God te mogen vervolgen is het beste wat een mens kan doen. Je krijg er nooit spijt van! Vraag Hem in je leven te komen, dan doet Hij het ook in jouw leven, onafhankelijk van wie je bent. Blaise Pascal, een bekend christenwijsgeer van een paar eeuwen terug zei iets wat zeer behartenswaardig is. Hij was in discussie met een atheist en zei tegen hem: "Stel nu dat jij uiteindelijk toch gelijk hebt en dat het leven inderdaad ophoudt bij de dood. In dat geval is er geen verschil tussen jou en mij. Mijn leven is zonder werkelijke grond een leven van innerlijke vrede en rust geweest en heb een gelukkig leven geleid. Maar als ik nu eens toch gelijk blijk te hebben, dan heb ik dus alles gewonnen, maar jij hebt alles verloren en zult je voor eeuwig voor je kop slaan dat je deze keuze hebt afgewezen. Je krijgt dan wat jezelf wilde: een leven(?) zonder God. De Bijbel noemt dat de hel. Waarom zou je zo'n groot risico lopen om verloren te gaan?"

Wil je reageren? Schrijf gerust naar thv@fastmail.com Elke serieuze reactie wordt beantwoord!

09 november 2007

Rachabs daad van geloof

Naar aanleiding van een interessante blog van Jonathan heb ik hieronder de situatie rond Rachab, de hoer en haar geloof in de God van Israel geschetst. Het ronduit spannende verhaal is vermeld in Jozua 2 en het vervolg in Jozua 6.

In de geschiedenis waarin Rachab centraal staat, wordt duidelijk hoe wanhopig zij is (geweest), maar ook hoe zij gelooft dat Israels God haar helpen wil. Rachab wordt meerdere malen in het NT genoemd (zie verderop) en daar een voorbeeld van geloof genoemd. De vraag die nog even open blijft staan is HOE dat geloof dan wel zichtbaar werd.

Maar eerst even de feiten:

  1. Zowel Rachab als haar volksgenoten voelden zich hopeloos en verwachtten dat zij met hun stad ten onder zouden gaan, zodra de Israelieten zouden komen. Allen beseften dat de God van de Israelieten – de God van de hemel en de aarde – een machtige God was die de Israelieten ook de overwinning zou geven over Jericho.
  2. De verspieders komen de stad in en gaan Rachabs huis binnen om er te slapen. (Even een opmerking tussen door: uiteraard koos Jozua niet zo maar een paar verspieders. Het moesten betrouwbare gelovige mannen zijn en uiteraard geen mannen die tegen de uitdrukkelijke geboden van God in de eerste de beste gelegenheid te baat zouden nemen om gebruik/misbruik te maken van een hoer! Mogelijk is Rachab ook herbergierster geweest.) Het initiatief ligt tot op dit moment nog geheel bij de verspieders. Gelijktijdig is het heel bijzonder om op te merken dat God deze verspieders juist naar Rachabs huis leidde, zelfs al zou ze geen herbergierster zijn geweest maar alleen een hoer! God zag haar geloof en wilde haar weldoen!
  3. Als Rachab volkomen onvoorbereid wordt geconfronteerd met deze twee mannen die zeggen te willen slapen in haar huis, krijgt haar geloofskeuze concrete inhoud. Ze weet dat het dwaas en zinloos is om de mannen te laten arresteren. Haar stad zal toch ten ondergaan. Ze gelooft namelijk dat de God van de Israelieten de ware God moet zijn: de God van de hemel EN de aarde! – zo geheel anders dan de goden van haar eigen volk. Vanuit dat geloof in de macht van de God van Israel kiest ze voor deze Israelieten en hun God door de verspieders te beschermen tegen haar volksgenoten. Het feit dat ze de mannen onder vlas had verborgen op het dak geeft wel aan dat ze vermoedde dat er natuurlijk best mensen waren geweest die hadden opgemerkt dat die gevreesde vreemdelingen bij haar hun intrek genomen hadden. Ze zal wellicht hebben opgemerkt tegen de verspieders dat ze er goed aan deden om op een veilige plek te liggen vanwege begrijpelijke risico's. Over haar geloof in hun God zal ze nog niets hebben opgemerkt. Dat komt pas later nadat ze in een leugen om bestwil de veiligheidsdienst van de stad "het bos in heeft gestuurd".
  4. Vervolgens klimt ze het dak op en spreekt daar met de verspieders. Ze spreekt haar geloof uit in de macht van de God van Israel en vraagt hen haar en haar familie te sparen bij de inname van de stad.
  5. De verspieders stellen zich nu garant voor het leven van Rachab en haar familie en beloven plechtig haar dankbaarheid en trouw te zullen bewijzen mits: + zij en haar familie zich in Rachabs huis zullen bevinden op het moment van de inname van de stad; + Rachab aan het raam hetzelfde scharlakenrode koord bindt waarmee zij zojuist de mannen heeft neergelaten aan de buitenzijde van de muur; + zij deze zaak niet ruchtbaar maakt.
  6. Vanuit hetzelfde geloof handelt Rachab in overeenstemming met de voorwaarden van de verspieders. Haar leven en dat van haar familie blijven gespaard bij de verwoesting van de stad.

Het NT spreekt zich uit over Rachab op drie plaatsen. Het is interessant om te zien hoe.

Hb.11:31 "Door het geloof is Rachab, de hoer, niet met de ongehoorzamen omgekomen, daar zij de verspieders met vrede had opgenomen." NBG Wat uiterlijk een daad van landverraad lijkt te zijn heeft God via de Hebreeënschrijver beoordeeld als een daad van overgave aan Hem zelf, een zich afkeren van haar zondige leven als hoer en van haar volk dat de God van Israel niet wilde erkennen. (De Schrift noemt hen daarom ongehoorzamen.) Haar geloof bestond niet slechts uit een vrome overtuiging, maar bleek ook uit de daad om de verspieders in haar huis op te nemen vanuit een gezindheid van "vrede", zonder vijandig gezind te zijn. Uit die houding en daad bleek haar geloof.

Jak.2:25 "Werd niet ook Rachab, de hoer, rechtvaardig verklaard om wat ze deed, toen ze de verkenners ontving en langs een andere weg liet vertrekken?" NBV Jakobus laat zien dat haar geloof tot uitdrukking kwam in de daad van ontvangen en laten vertrekken.

De vraag is of niet toch haar gelovig spreken uiteindelijk de daad van geloof is, zoals Jonathan stelt. Echter beide verzen benadrukken juist de daad die zij stelt, als dat waaruit haar geloof blijkt. In beide NT-verzen staat feitelijk niets over wat zij heeft gezegd. Dat heeft zij weliswaar gedaan zoals blijkt uit de geschiedenis in Jozua 2, maar het wordt in het NT niet benadrukt. Ter voorkoming dat je de Bijbel laat buikspreken, denk ik dat het dan ook niet juist is om het geloofsspreken hier toch als de feitelijke basis van geloof te bestempelen.

In volgorde gedacht ... Allereerst was het geloof een innerlijke overtuiging geworden in Rachab - iets wat alleen God zag. God beproefde haar geloof door het zenden van de twee verspieders naar haar. In die ontmoeting kreeg haar geloof handen en voeten. In haar keuze om de mannen te verbergen en vrij te laten gaan koos ze actief voor de God van Israel en gaf ze blijk dat ze innerlijk haar eigen goden en volksgenoten had verlaten. Dat zij halverwege de geschiedenis ook uitspreekt in de God van hemel en aarde te geloven is feitelijk iets wat bevestigt wat al een innerlijke keuze van haar hart was en vaste vorm kreeg in haar daad. Het vormt er één geheel mee.

Het is een wijze van Grieks-hellenistisch denken om spreken en handelen te scheiden. In Joods denken is het woord dabar (= spreken) een onverbrekelijke band tussen zeggen EN daarnaar handelen! Wie zegt te geloven, maar niet de keuzes maakt die daarbij horen, huichelt en gelooft niet echt. Het belijden van zonden en zich laten dopen moet gepaard gaan met een andere levenswijze. Johannes de Doper doorziet de farizeeën als zij ook tot hem komen om gedoopt te worden, maar hij weigert hen te dopen en noemt hen addergebroed, juist omdat hun werken niet met de zondenbelijdenis en doop in overeenstemming zijn.

Last but not least lezen we in Mat. 1:5 dat Rachab de hoer, de moeder werd van Boaz, de man van Ruth maar ook de grootvader van koning David. Zowel Rachab als Ruth, beiden vreemdelingen werden opgenomen in het geslachtsregister van de Messias. God zelf was hier de regisseur!

Wil je reageren? Schrijf gerust naar thv@fastmail.com Elke serieuze reactie wordt beantwoord!

05 november 2007

Wie ben ik eigenlijk?

Verlate identiteitscrisis, denken sommigen wellicht bij het lezen van deze rubriek. Nee, ook al blijft een mens regelmatig nadenken en vragen stellen over zijn eigen identiteit, is het woord crisis voor mij niet zo zeer aan de orde.

De vraag komt naar boven vanuit een heel ander perspectief. Wie nadenkt over het ouder worden, merkt dat ook het besef over hoe dingen vroeger waren in een ander daglicht kan komen te staan. En dat heeft alles met herinnering te maken. "Ik herinner me" maakt steeds meer plaats voor “ik meen mij te herinneren”. Herinneringen vervagen, worden tot min of meer gestileerde beelden waarin het belangrijkste overblijft. Maar staat dat garant voor dat het ook zo was, of is het dat wat ik zo wil onthouden? Heb ik mogelijk onprettige details bewust vergeten, voor zover je zoiets bewust kunt doen? Hoe het ook zij Lena en ik herinneren ons personen, dingen, gebeurtenissen soms sterk verschillend, ook al hebben we in veel opzichten feitelijk dezelfde dingen meegemaakt, dezelfde personen ontmoet, in hetzelfde huis gewoond etc etc. Uiteraard hebben we dat beleefd vanuit een sterk verschillend referentieraam; een Nederlands calvinistisch kader voor mij, een geheel ander kader voor haar.

Naast het aspect herinneren ligt een ander identiteitsaspect, n.l. waarden: hoe denk je over iets. Vroeger had ik altijd het idee dat dat nogal statisch was. In grote lijnen is dat misschien ook wel zo. Maar hoe ik iets beleef, b.v. een samenkomst is iets wat mettertijd kan veranderen doordat jezelf bepaalde veranderingen hebt ondergaan. Dat is niet iets waar je je altijd bewust van bent. Ik werd daar plotsklaps aan herinnerd, doordat iemand tegen me zei: “Vroeger zei je iets heel anders hoor!” En dan realiseer je je dat je verandert...


Vandaag merkte ik dat in een gesprek opnieuw, zelfs zo sterk dat ik me afvroeg of niet veel meer dan wij ons bewust zijn, wordt beïnvloed door andere factoren dan onze wil. Vandaag zeg ik iets vanuit een bepaalde beleving en stemming maar morgen of overmorgen reageer ik misschien toch weer anders. Hoe anders, weet ik zelf niet. Het is ook moeilijk te vergelijken voor jezelf. Ik ben er niet zo zeker van of ik wel steeds op eenzelfde manier denk, sterker nog, ik werd me bewust dat dat niet zo is. Wie ben je eigenlijk, denk je dan, als je steeds verandert?

Dat deed me ook denken aan die heel bijzondere naam van God waarmee Hij zich aan Mozes liet kennen: “Ik Ben die Ik Ben”.(Ex.3) Hij is de Onveranderlijke, Hij zegt niet de ene keer dit en een volgende iets heel anders. Zijn Woorden blijven tot in eeuwigheid. Jezus antwoordde op de vraag Wie Hij was: “Geheel wat Ik ook tot u spreek”. Jh.8:25 Daaruit spreekt diezelfde onveranderlijkheid en er ligt een enorme rust en vaste zekerheid in. Hij is de enige op Wie een mens werkelijk bouwen kan. Hij zegt: "Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven". Mt 11:28. Fantastische woorden, vind ik...

Wil je reageren? Schrijf gerust naar thv@fastmail.com Elke serieuze reactie wordt beantwoord!