09 november 2007

Rachabs daad van geloof

Naar aanleiding van een interessante blog van Jonathan heb ik hieronder de situatie rond Rachab, de hoer en haar geloof in de God van Israel geschetst. Het ronduit spannende verhaal is vermeld in Jozua 2 en het vervolg in Jozua 6.

In de geschiedenis waarin Rachab centraal staat, wordt duidelijk hoe wanhopig zij is (geweest), maar ook hoe zij gelooft dat Israels God haar helpen wil. Rachab wordt meerdere malen in het NT genoemd (zie verderop) en daar een voorbeeld van geloof genoemd. De vraag die nog even open blijft staan is HOE dat geloof dan wel zichtbaar werd.

Maar eerst even de feiten:

  1. Zowel Rachab als haar volksgenoten voelden zich hopeloos en verwachtten dat zij met hun stad ten onder zouden gaan, zodra de Israelieten zouden komen. Allen beseften dat de God van de Israelieten – de God van de hemel en de aarde – een machtige God was die de Israelieten ook de overwinning zou geven over Jericho.
  2. De verspieders komen de stad in en gaan Rachabs huis binnen om er te slapen. (Even een opmerking tussen door: uiteraard koos Jozua niet zo maar een paar verspieders. Het moesten betrouwbare gelovige mannen zijn en uiteraard geen mannen die tegen de uitdrukkelijke geboden van God in de eerste de beste gelegenheid te baat zouden nemen om gebruik/misbruik te maken van een hoer! Mogelijk is Rachab ook herbergierster geweest.) Het initiatief ligt tot op dit moment nog geheel bij de verspieders. Gelijktijdig is het heel bijzonder om op te merken dat God deze verspieders juist naar Rachabs huis leidde, zelfs al zou ze geen herbergierster zijn geweest maar alleen een hoer! God zag haar geloof en wilde haar weldoen!
  3. Als Rachab volkomen onvoorbereid wordt geconfronteerd met deze twee mannen die zeggen te willen slapen in haar huis, krijgt haar geloofskeuze concrete inhoud. Ze weet dat het dwaas en zinloos is om de mannen te laten arresteren. Haar stad zal toch ten ondergaan. Ze gelooft namelijk dat de God van de Israelieten de ware God moet zijn: de God van de hemel EN de aarde! – zo geheel anders dan de goden van haar eigen volk. Vanuit dat geloof in de macht van de God van Israel kiest ze voor deze Israelieten en hun God door de verspieders te beschermen tegen haar volksgenoten. Het feit dat ze de mannen onder vlas had verborgen op het dak geeft wel aan dat ze vermoedde dat er natuurlijk best mensen waren geweest die hadden opgemerkt dat die gevreesde vreemdelingen bij haar hun intrek genomen hadden. Ze zal wellicht hebben opgemerkt tegen de verspieders dat ze er goed aan deden om op een veilige plek te liggen vanwege begrijpelijke risico's. Over haar geloof in hun God zal ze nog niets hebben opgemerkt. Dat komt pas later nadat ze in een leugen om bestwil de veiligheidsdienst van de stad "het bos in heeft gestuurd".
  4. Vervolgens klimt ze het dak op en spreekt daar met de verspieders. Ze spreekt haar geloof uit in de macht van de God van Israel en vraagt hen haar en haar familie te sparen bij de inname van de stad.
  5. De verspieders stellen zich nu garant voor het leven van Rachab en haar familie en beloven plechtig haar dankbaarheid en trouw te zullen bewijzen mits: + zij en haar familie zich in Rachabs huis zullen bevinden op het moment van de inname van de stad; + Rachab aan het raam hetzelfde scharlakenrode koord bindt waarmee zij zojuist de mannen heeft neergelaten aan de buitenzijde van de muur; + zij deze zaak niet ruchtbaar maakt.
  6. Vanuit hetzelfde geloof handelt Rachab in overeenstemming met de voorwaarden van de verspieders. Haar leven en dat van haar familie blijven gespaard bij de verwoesting van de stad.

Het NT spreekt zich uit over Rachab op drie plaatsen. Het is interessant om te zien hoe.

Hb.11:31 "Door het geloof is Rachab, de hoer, niet met de ongehoorzamen omgekomen, daar zij de verspieders met vrede had opgenomen." NBG Wat uiterlijk een daad van landverraad lijkt te zijn heeft God via de Hebreeënschrijver beoordeeld als een daad van overgave aan Hem zelf, een zich afkeren van haar zondige leven als hoer en van haar volk dat de God van Israel niet wilde erkennen. (De Schrift noemt hen daarom ongehoorzamen.) Haar geloof bestond niet slechts uit een vrome overtuiging, maar bleek ook uit de daad om de verspieders in haar huis op te nemen vanuit een gezindheid van "vrede", zonder vijandig gezind te zijn. Uit die houding en daad bleek haar geloof.

Jak.2:25 "Werd niet ook Rachab, de hoer, rechtvaardig verklaard om wat ze deed, toen ze de verkenners ontving en langs een andere weg liet vertrekken?" NBV Jakobus laat zien dat haar geloof tot uitdrukking kwam in de daad van ontvangen en laten vertrekken.

De vraag is of niet toch haar gelovig spreken uiteindelijk de daad van geloof is, zoals Jonathan stelt. Echter beide verzen benadrukken juist de daad die zij stelt, als dat waaruit haar geloof blijkt. In beide NT-verzen staat feitelijk niets over wat zij heeft gezegd. Dat heeft zij weliswaar gedaan zoals blijkt uit de geschiedenis in Jozua 2, maar het wordt in het NT niet benadrukt. Ter voorkoming dat je de Bijbel laat buikspreken, denk ik dat het dan ook niet juist is om het geloofsspreken hier toch als de feitelijke basis van geloof te bestempelen.

In volgorde gedacht ... Allereerst was het geloof een innerlijke overtuiging geworden in Rachab - iets wat alleen God zag. God beproefde haar geloof door het zenden van de twee verspieders naar haar. In die ontmoeting kreeg haar geloof handen en voeten. In haar keuze om de mannen te verbergen en vrij te laten gaan koos ze actief voor de God van Israel en gaf ze blijk dat ze innerlijk haar eigen goden en volksgenoten had verlaten. Dat zij halverwege de geschiedenis ook uitspreekt in de God van hemel en aarde te geloven is feitelijk iets wat bevestigt wat al een innerlijke keuze van haar hart was en vaste vorm kreeg in haar daad. Het vormt er één geheel mee.

Het is een wijze van Grieks-hellenistisch denken om spreken en handelen te scheiden. In Joods denken is het woord dabar (= spreken) een onverbrekelijke band tussen zeggen EN daarnaar handelen! Wie zegt te geloven, maar niet de keuzes maakt die daarbij horen, huichelt en gelooft niet echt. Het belijden van zonden en zich laten dopen moet gepaard gaan met een andere levenswijze. Johannes de Doper doorziet de farizeeën als zij ook tot hem komen om gedoopt te worden, maar hij weigert hen te dopen en noemt hen addergebroed, juist omdat hun werken niet met de zondenbelijdenis en doop in overeenstemming zijn.

Last but not least lezen we in Mat. 1:5 dat Rachab de hoer, de moeder werd van Boaz, de man van Ruth maar ook de grootvader van koning David. Zowel Rachab als Ruth, beiden vreemdelingen werden opgenomen in het geslachtsregister van de Messias. God zelf was hier de regisseur!

Wil je reageren? Schrijf gerust naar thv@fastmail.com Elke serieuze reactie wordt beantwoord!