

In de geschiedenis waarin Rachab centraal staat, wordt duidelijk hoe wanhopig zij is (geweest), maar ook hoe zij gelooft dat Israels God haar helpen wil. Rachab wordt meerdere malen in het NT genoemd (zie verderop) en daar een voorbeeld van geloof genoemd. De vraag die nog even open blijft staan is HOE dat geloof dan wel zichtbaar werd.
Maar eerst even de feiten:
Het NT spreekt zich uit over Rachab op drie plaatsen. Het is interessant om te zien hoe.
Hb.11:31 "Door het geloof is Rachab, de hoer, niet met de ongehoorzamen omgekomen, daar zij de verspieders met vrede had opgenomen." NBG Wat uiterlijk een daad van landverraad lijkt te zijn heeft God via de Hebreeënschrijver beoordeeld als een daad van overgave aan Hem zelf, een zich afkeren van haar zondige leven als hoer en van haar volk dat de God van Israel niet wilde erkennen. (De Schrift noemt hen daarom ongehoorzamen.) Haar geloof bestond niet slechts uit een vrome overtuiging, maar bleek ook uit de daad om de verspieders in haar huis op te nemen vanuit een gezindheid van "vrede", zonder vijandig gezind te zijn. Uit die houding en daad bleek haar geloof.
Jak.2:25 "Werd niet ook Rachab, de hoer, rechtvaardig verklaard om wat ze deed, toen ze de verkenners ontving en langs een andere weg liet vertrekken?" NBV Jakobus laat zien dat haar geloof tot uitdrukking kwam in de daad van ontvangen en laten vertrekken.
De vraag is of niet toch haar gelovig spreken uiteindelijk de daad van geloof is, zoals Jonathan stelt. Echter beide verzen benadrukken juist de daad die zij stelt, als dat waaruit haar geloof blijkt. In beide NT-verzen staat feitelijk niets over wat zij heeft gezegd. Dat heeft zij weliswaar gedaan zoals blijkt uit de geschiedenis in Jozua 2, maar het wordt in het NT niet benadrukt. Ter voorkoming dat je de Bijbel laat buikspreken, denk ik dat het dan ook niet juist is om het geloofsspreken hier toch als de feitelijke basis van geloof te bestempelen.
In volgorde gedacht ... Allereerst was het geloof een innerlijke overtuiging geworden in Rachab - iets wat alleen God zag. God beproefde haar geloof door het zenden van de twee verspieders naar haar. In die ontmoeting kreeg haar geloof handen en voeten. In haar keuze om de mannen te verbergen en vrij te laten gaan koos ze actief voor de God van Israel en gaf ze blijk dat ze innerlijk haar eigen goden en volksgenoten had verlaten. Dat zij halverwege de geschiedenis ook uitspreekt in de God van hemel en aarde te geloven is feitelijk iets wat bevestigt wat al een innerlijke keuze van haar hart was en vaste vorm kreeg in haar daad. Het vormt er één geheel mee.
Het is een wijze van Grieks-hellenistisch denken om spreken en handelen te scheiden. In Joods denken is het woord dabar (= spreken) een onverbrekelijke band tussen zeggen EN daarnaar handelen! Wie zegt te geloven, maar niet de keuzes maakt die daarbij horen, huichelt en gelooft niet echt. Het belijden van zonden en zich laten dopen moet gepaard gaan met een andere levenswijze. Johannes de Doper doorziet de farizeeën als zij ook tot hem komen om gedoopt te worden, maar hij weigert hen te dopen en noemt hen addergebroed, juist omdat hun werken niet met de zondenbelijdenis en doop in overeenstemming zijn.
Last but not least lezen we in Mat. 1:5 dat Rachab de hoer, de moeder werd van Boaz, de man van Ruth maar ook de grootvader van koning David. Zowel Rachab als Ruth, beiden vreemdelingen werden opgenomen in het geslachtsregister van de Messias. God zelf was hier de regisseur!
Wil je reageren? Schrijf gerust naar thv@fastmail.com Elke serieuze reactie wordt beantwoord!