29 december 2006

Ruth en Boaz

Laatst las ik enkele verzen in Ruth 2:5-13 die op een speciale wijze voor me begonnen te leven:

In vers 5 zien we hoe Boaz interesse toont voor Ruth. Boaz is daarin een prachtig type van de Heer Jezus die interesse heeft in mensen die naar Hem gaan om hun (innerlijke) honger te stillen. Boaz went zich zelf als eerste tot Ruth, bemoedigt haar door te zeggen: ga niet naar een andere akker. Blijf maar hier. Je bent hier welkom! Jezus zei iets vergelijkbaars: “Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven.” Mt.11:28

Boaz zegt tegen Ruth: als je nou dorst hebt, kom dan mijn water drinken (9). Hoor je ook diezelfde kostbare woorden doorklinken uit Jesaja en Openbaring? Wat een gulle gever was Boaz en …. Zou God daarvoor onder doen?

Ruth, die een type is van de ongelovigen uit de heidenen, wordt hier een heerlijke genade geschonken: onverdiende gunst, want Moabieten mochten volgens de wet helemaal geen deel hebben aan de dienst van God, zelfs niet tot in het tiende geslacht!!
Wij ongelovigen hebben ook geen enkel recht op Gods Heil in Christus Jezus, maar krijgen als heidenhonden ondanks die strenge wet te eten! Uit genade net als Ruth toen!

Ruth knielde en dankte Boaz (10). Laten wij dat toch ook doen als we beseffen met welk een genade God in Christus ons tegemoet getreden is. Deed je dat nooit eerder? Doe het dan vandaag!

Dan vertelt Boaz aan Ruth waarom hij zo goed is voor haar. Oh… zou je denken. Toch goede werken dus! Nee hoor, lees maar in vers 11: Ruth verliet haar land en haar volk en ging met haar schoonmoeder mee naar Bethlehem (=broodhuis). En dan zegt Boaz "Moge de HEER je daarvoor rijkelijk belonen – de HEER, de God van Israël, onder wiens vleugels je een toevlucht hebt gezocht.’ (12). Wat deed Ruth? Niets anders dan een toevlucht zoeken onder de vleugels van de HEER!
Van nature zijn wij allemaal in het geestelijke Moab, onder de macht van Kemos, de god van de Moabieten, die een beeld is van Satan, die de god van deze wereld genoemd wordt. Is ook onze hoop (Elimelech, Machlon, Chiljon) weggevallen? Dan mogen we met al ons verdriet en onze bitterheid (Mara!!) tot de ware BOAZ (betekent “In Hem is kracht”) gaan en bij Hem aren lezen (zijn Woord gelovend lezen) om onze honger te stillen. Wie het Woord van God hoort en het gelooft zal behouden worden! Want ieder die de naam van God aanroept, zal behouden worden. En wee hem die durft af te doen van die grote genade van God! Want zóóó ruim en groots is het aanbod van God.

Ieder die zulk een voortreffelijk aanbod van genade afwijst zal tot in alle eeuwigheid zijn nagels kapot bijten en zijn tanden knarsen van wroeging dat hij zoiets heeft afgeslagen…. Misschien wel omdat anderen het hem hadden verboden.... en liever naar mensen dan naar God luisterde.

Doe als Ruth en zeg: “Ik dank u, heer,’ zei ze, ‘want u hebt zich mijn lot aangetrokken en mij moed ingesproken.” (13)