17 maart 2007

Agatha Christie - "Vijf kleine biggetjes"

Vanuit mijn betrokkenheid bij de boekafdeling van de 2ehandswinkel die onze geloofsgemeenschap hier exploiteert ten gunste van derdewereld-projekten, heb ik het laatste jaar wat breder gelezen dan ik normaal doe. Zo las ik het afgelopen jaar twee detectives van Agatha Christie: "Moord in de Orient-Expres (1959)" en recent "Vijf kleine biggetjes".

De titel van het laatste boek verwijst naar een Engels vingerversje, zoiets als "Naar bed, naar bed, zei Duimelot, eerst nog wat eten zei Likkepot", waarbij elk van de vijf personen rondom het slachtoffer, de moord op hun geweten kunnen hebben.

Het verhaal is niet meer echt van deze tijd, maar het origineel kwam dan ook uit in 1941. Het gaat om een eigenzinnige kunstenaar uit de "betere" stand van de bevolking die als het verhaal begint 16 jaar eerder werd vermoord door vergiftiging. De rechtbank kwam indertijd tot eenduidig bewijs dat de vrouw van het slachtoffer de schuldige was. De nu volwassen geworden dochter van de inmiddels overleden moeder wil de zaak echter opnieuw uitgezocht hebben en wendt zich tot Poirot, de superdetective: altijd in balans, zakelijk, op feiten afgaand en iemand die altijd weer door strikt logisch denken met behulp van schijnbaar betekenisloze gegevens tot de oplossing van het drama weet te komen. Daarmee lijkt Poirot (lees Agatha Christie zelf) de personificatie te zijn van de intelligentie zelf. Eigenlijk niets wijst op een menselijke Poirot. Hij lijkt daarin op de eveneens Engelse Sherlock Holmes van Sir Arthur Doyles, die net als Poirot als een arrogante superintelligente misdaadspeurder wordt voorgesteld.

De moord op zich is het enige dat van belang is in het verhaal. Daarmee is het nauwelijks meer dan een onderhoudend puzzelboek waar ieder op zoek mag gaan naar de vermeende moordenaar. Je leest het ter verstrooiing, meer niet. Probleemterreinen in de samenleving of andersoortige vragen die inherent zouden kunnen zijn aan het drama komen eenvoudig weg niet aan de orde, zoals dat wel het geval is in moderne misdaadromans. Misschien zegt dat overigens wel iets over hoe de bovenlaag van de bevolking in die tijd keek naar misdaad: als iets dat geheel op zich zelf staat! Daarin zie je hoe ook schrijvers kind van hun tijd zijn!

Op zich is dat echter wel weer interessant om te zien. Het spiegelt ook het geloof in de rede dat in de 1e helft van 20e eeuw nog voluit algemeen heerste. Nadat de Volkenbond mislukte met haar doelstelling om na de 1e wereldoorlog verdere oorlogen in het vervolg te voorkomen en de miljoenenslachtingen van de 2e wereldoorlog een gruwelijk feit waren, begonnen velen te twijfelen aan de mogelijkheden van het menselijk verstand als bron van alle oplossingen.

Na twee Christies houd ik het nu voor gezien. Mij heeft het buiten dat wat ik eerder opmerkte niet veel te zeggen.